Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hoort dit, gij [1]priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want [2]ulieden [gaat] dit oordeel aan, omdat gij een [3]strik zijt geworden te [4]Mizpa, en een uitgespannen net op [5]Thabor. 1. De profeet schijnt hier de drie standen van het koninkrijk van Israel onderscheidenlijk aan te spreken: de kerkelijke, de oudsten van het volk en den koning. Doch sommigen menen dat het huis Israels hier de tien stammen betekent, en door den koning de koning van Juda verstaan wordt. 2. Hebreeuws, tot, of voor ulieden [is] dit oordeel: te weten Gods; dat is, deze straf gaat u aan; zie Jer.48:21. Anders: u betaamt het gericht, of recht; dat is, gij behoordet recht te doen; en dan voorts, maar gij zijt een strik. Vergelijk Micha 3:1, en Mal.2:1,4. 3. Dat is, als een strik; idem, als een net. 4. Daar waren verscheidene hoogten en plaatsen van dezen naam aan beide zijden der Jordaan: van Mizpa in Gilead, zie Richt.10:17, met de aantekening. Dit kan men aldus nemen dat de afgodische regenten en priesters der tien stammen aan beide zijden van de Jordaan op de hoogten wachten hebben besteld om te loeren op allen, die naar Jeruzalem mochten trekken om den waren godsdienst te oefenen, om die te vermoorden; waarop ook het begin van Joz.5:2 kan zien. Vergelijk onder hfdst.6 vs.9, met de aantekening en hfdst.7 vs.1; idem, 1 Kon.15:17, en de aantekening aldaar. Anderen verstaan het alzo, dat zij met allerlei listen en vonden de ingezetenen gezocht hebben te trekken tot hun aangestelde afgoderij, om die als Gode behagelijk te doen goedvinden, handelende alzo met de mensen gelijk de vogelvangers en jagers met de vogels en het wild op deze beide hoge bergen plegen te doen. 5. Van den berg Thabor zie Richt.8:18.